Van Mardink naar Leeuwe naar Schroer
K. Oosterkamp
Onlangs verscheen een bijzonder boek met een stamboom van een ‘gewone en bijzondere’ familie. De stamboom werd aangekleed met verhalen en vele illustraties die samen een aardig tijdsbeeld vormen van een groot deel van de twintigste eeuw in onze streek.
In de jaren ’40 van de negentiende eeuw werd een nieuwe Hessenweg aangelegd, waarbij grotendeels het oude karrenspoor werd gevolgd, maar zonder de vele bochten. De nieuwe weg werd verhard, wat een aanzienlijke verbetering inhield. Om de kosten te dekken werd op diverse plaatsen tol geheven. Zo werd op de plek ter hoogte van het huidige kantoor van de boswachterij en camping De Klimberg een tolhuisje gebouwd met een draaihek: daar werd op passerende voertuigen tol geheven. Het tolhuis zou in 1909 worden vervangen door nieuwbouw. Het deed dienst als zodanig tot 1921, toen de tol werd opgeheven. Daarna was het in gebruik als woonhuis, tot het in 1936 afbrandde. De tol was bij de plaatselijke jeugd in trek als plaats van samenkomst - het zou nu als hangplek worden betiteld. Waarschijnlijk waren het niet zozeer de passerende voertuigen, maar was het vooral elkaars gezelschap dat de jongelui motiveerde daar samen te komen.
Het was daar dat Derk Jan Schroer en Hendrikje Welink er achter kwamen dat ze elkaar wel aardig vonden. Ze trouwden op 24 oktober 1911 en gingen wonen in een zeer eenvoudig onderkomen in het Stegerveld: letterlijk in een hutje op de hei. Hun huwelijk werd gezegend met vijf kinderen, van wie er een helaas al op tweejarige leeftijd overleed.
Derk Jan Schroer en Hendrikje Welink gingen een takje vormen aan de stamboom van de familie Schroer waarover onlangs een kloek boek verscheen van ongeveer 270 pagina’s. Zoals de nazaten van Derk Jan en Hendrikje hun genealogische geschiedenis kunnen opzoeken, zal dit boek voor alle leden van de familie Schroer een waardevol naslagwerk betekenen, zeker als er enige interesse is in herkomst, geschiedenis en familie.
De naam Schroer verschijnt in het boek pas in de loop van de negentiende eeuw. De stamboom begint circa 1650 bij Berend Mardink te Wilsum. In de achttiende eeuw zien we een voortzetting onder de familienaam Leeuwe. Het was gebruikelijk dat een jonge man als hij het boerenbedrijf van zijn schoonouders, dus van zijn vrouw, voortzette, ook de familienaam van zijn vrouw aannam om die voor het bedrijf te behouden.
Halverwege de negentiende eeuw verschijnt dan de naam Schroer in de stamboom en vanaf die tijd vinden we familieleden in de omgeving van Hardenberg. Ze zijn voor verreweg het grootste deel werkzaam in de landbouw. Op meestal kleine boerderijen oefenen ze een gemengd bedrijf uit, waarbij vaak de beschikbare landbouwgrond eerst na ontginning kon worden verkregen. Zo vestigde Jan Schroer zich met zijn gezin in 1902 in Rheezerveen op de Egbertieshoeve. In die periode vertrekken enkele gezinnen Schroer naar Noord- Amerika, op zoek naar een beter bestaan in het land van de onbegrensde mogelijkheden, vertellen ook deze pioniers hun verhaal.
Het is niet alleen een boek met namen, jaartallen en plaatsen. De stamboom telt een tiental takken en elke tak is aangekleed met verhalen uit de familie. Het zijn verhalen met herinneringen aan de jeugdjaren, het leven van de ouders en de grootouders, over het huiselijke leven, de huishouding en het werk op de boerderij en op het land. We lezen van het wecken van groente en fruit, het drogen en zouten van het geslachte varken, over een periode waarin men zelfvoorzienend was wat voedsel betreft en waarbij men aangewezen was op hout- of turfkachel en petroleumstel.
Het boerenwerk was voor het grootste deel handwerk: grondbewerken, maaien, zaaien, oogsten, dorsen, melken: het kwam aan op spierkracht en behendigheid. Het zijn verhalen uit de tijd ‘toen geluk nog heel gewoon was’: met een plakke stoete tegen de roggegarsten. Langzaam, na de Tweede Wereldoorlog, zien we voorbeelden van beginnende mechanisatie.
In veel verhalen is een ruime plaats ingeruimd voor herinneringen aan de oorlog. Sommigen hadden onderduikers, anderen – vooral de grote gezinnen – niet. Bijna in elke herinnering staan de geallieerde vluchten met bommenwerpers, belaagd door Duitse jagers.
In veel verhalen wordt duidelijk de grote rol die het geloof en de kerk had en heeft voor de familieleden. Een rol die tegen het einde van de oorlog pijn deed bij scheuring en vrijmaking. Soms dwars door families, dwars door gezinnen.
Toen na de oorlog in deze streek het perspectief op een beter bestaan uitbleef, werd door menig gezin emigratie overwogen. Familie- en vriendschapsbanden waren soms een belemmering, maar velen waagden het avontuur en vertrokken, meestal naar Canada om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Ook leden van de Schroerfamilie waagden de sprong en konden in hun verhalen terugkijkend schrijven over de beslissing, de overtocht, het vaak moeizame begin en het harde werken, maar gelukkig ook het succes van het nieuwe begin.
Al deze verhalen kleden de stamboom aan. Uiteraard was enige overlap niet te vermijden: velen schreven vanuit op elkaar lijkende situaties en omstandigheden. Ook smaken sommige verhalen naar meer, waar ze abrupt afbreken: er zou misschien nog zoveel meer zijn te vertellen. Maar de verhalen vullen elkaar ook aan en geven een boeiend tijdsbeeld van het gewone leven van gewone mensen in een groot deel van de twintigste eeuw.
De stamboom met de namen en de tijd en plaats die hun was toegemeten, vormt in eerste instantie een boeiend naslagwerk voor de leden van de familie Schroer. De vele verhalen en niet te vergeten de vele illustraties geven een prachtig tijdsbeeld voor iedereen die belangstelling heeft voor de - lokale - geschiedenis.
Herman Schroer heeft met hulp en bijdragen van velen een prachtig boek samengesteld. Het is uitgegeven in eigen beheer en bij hem verkrijgbaar.
|